De hervorming van de vennootschapsbelasting in 2002
Auteur : Stefaan Van Crombrugge
Pagina's : 117
Prijs : 60,00 EUR (incl. BTW)
ISBN-nummer : 90-6738-211-6
Jaar van uitgave : 2003
De Hervormingswet van 24 december 2002
De langverwachte hervorming van de vennootschapsbelasting werd uiteindelijk vlak vóór Kerstmis 2002 door het Parlement definitief goedgekeurd. Enkele dagen later stond de hervorming als de Wet van 24 december 2002 te lezen in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2002 (tweede editie).
Professor Dr. Stefaan Van Crombrugge heeft deze hervorming van meet af aan op de voet gevolgd, op kritische wijze bestudeerd en beschreven. Het resultaat is het boek “De hervorming van de vennootschapsbelasting in 2002”. Daarin onderwerpt hij de diverse wijzigingen inzake vennootschapsbelasting aan een grondige analyse. Hij laat niet na te wijzen op verschillende interpretatie- en toepassingsproblemen waarvoor hij juridisch verantwoorde oplossingen formuleert. Zodat u goed gewapend bent om de hervormingsmaatregelen, waarvan de meeste reeds vanaf het aanslagjaar 2004 gelden, toe te passen.
De inhoud van het boek
Het eerste hoofdstuk handelt over de “ondernemingsvriendelijke maatregelen” van de hervorming : de verlaging van de nominale belastingtarieven en de maatregelen waarmee de wetgever KMO-vennootschappen een fiscaal steuntje in de rug wil geven. Vooreerst kunnen KMO's via de investeringsreserve met vrijstelling van belasting een reserve aanleggen die gebonden is aan bepaalde investeringen. Een maatregel die op verschillende punten niet uitblinkt in duidelijkheid, zoals de auteur aantoont. Vervolgens moeten pas opgerichte KMO's gedurende de eerste drie jaren geen belastingvermeerdering meer betalen ingeval zij geen of ontoereikende voorafbetalingen hebben gedaan.
Maar wat de wetgever aan de ene kant geeft, neemt hij aan de andere kant terug. De verlaging van het nominale tarief en de maatregelen ten voordele van KMO's worden immers gecompenseerd door maatregelen die de belastbare basis verbreden of op een andere manier bijkomende fiscale ontvangsten opbrengen. Deze “compenserende maatregelen” komen uitgebreid aan bod in het tweede hoofdstuk.
De auteur bespreekt zeer uitvoerig de onderwerping aan roerende voorheffing van liquidatieboni en het “verschil in meer” bij inkoop van eigen aandelen. Daarbij signaleert hij diverse toepassingsproblemen, die onder meer te wijten zijn aan de omstreden manier waarop de wetgever de inwerkingtreding van deze maatregel heeft geregeld.
Voorts is er de verstrenging van het DBI-stelsel, de beperkingen op de aftrekbaarheid van afschrijvingen, de niet-aftrekbaarheid van de eigenlijke gewestelijke belastingen, de wijzigingen aan het verbod om bepaalde aftrekken in rekening te brengen op abnormale of goedgunstige voordelen en, ten slotte, de afschaffing van het verlaagd tarief voor buitenlandse, niet bij verdrag vrijgestelde inkomsten.
In het derde en laatste hoofdstuk behandelt de auteur de toevoeging van een uitzondering op de maatregel die de wetgever een aantal jaren geleden invoerde tegen “coupon stripping” op aandelen