Actuele fiscale thema's 2008
Auteurs : S. Van Crombrugge; C. Broeckaert, T. Eloot, G. Van Namen en J. Vercruyse; D. Callens, K. Kegels, G. Smet, L. Vanhulle en F. Vanlaecke; T. Schepens, K. Limbourg, S. Porte en M. Van den Abbeele; S. Billiet, T. Danneels, S. Taelman, L. Vanneste en L. Vincke; K. Lagae, N. Rosseeuw, R. Schelfaut, C. Van Craeyvelt en P. Vanhove; M. Brees, K. De Naeyer, V. Ducheyne en D. Vanassche
Pagina's : 406
Prijs : 95,00 EUR (incl. BTW)
ISBN-nummer : 978-90-6738-166-6
Jaar van uitgave : 2009
Belastingheffing in Europees perspectief
Dit boek - het derde in de reeks ‘Actuele fiscale thema’s’ - bestaat net zoals de twee vorige edities uit bijdragen die werden gebruikt in het kader van de opleiding tot ‘Master in de Fiscaliteit’ aan de Universiteit Gent of die in het kader van deze opleiding werden geschreven. De rode draad doorheen alle bijdragen in deze nieuwe editie is het spanningsveld tussen het intern fiscaal recht van de Lidstaten en de doelstellingen van de interne markt zoals vooropgesteld in het EG-Verdrag. Met in de hoofdrol telkens de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, die op systematische wijze en diepgaand wordt onderzocht, en met formulering van conclusies die uit de arresten kunnen worden afgeleid. Zodat u, als lezer, perfect weet hoe het Hof momenteel over een bepaalde materie denkt. Volgende thema’s komen in het boek aan bod.
(R)evolutie in de rechtspraak ?
In tegenstelling tot de indirecte belastingen, is de harmonisatie van de directe belastingen niet uitdrukkelijk geregeld in het EG-Verdrag. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het terrein van de directe belastingen - op een aantal uitzonderingen na zoals de Europese ‘Fusierichtlijn’ en ‘Moeder-dochterrichtlijn’ - nog grotendeels ‘onontgonnen harmonisatiegebied’ is. Maar dit wil niet zeggen dat de Lidstaten inzake directe belastingen volledig vrij spel hebben. Het Europees Hof van Justitie komt, als hoogste bewaker van het Europees Gemeenschapsrecht, immers om de hoek kijken. Het is constante rechtspraak van het Hof dat, ofschoon de directe belastingen tot de bevoegdheid van de Lidstaten behoren, zij niettemin verplicht zijn deze bevoegdheid in overeenstemming met het Europees recht uit te oefenen. En, in het bijzonder, met het niet-discriminatieverbod en de fundamentele vrijheden uit het EG-Verdrag.
De arresten die het Hof van Justitie omtrent de verenigbaarheid van nationale belastingstelsels met deze beginselen heeft geveld, komen uitgebreid aan bod in de eerste delen van het boek. Daaruit blijkt dat het Hof er niet voor terugdeinst de Lidstaten terug te fluiten indien hun nationale belasting in botsing komt met de doelstellingen van het EG-Verdrag. Menig arrest heeft zo de nationale belastingstelsels van de Lidstaten op hun grondvesten doen daveren. Maar de vraag rijst of het Hof in zijn meer recente arresten het geweer niet van schouder heeft veranderd en zich vandaag terughoudender opstelt door meer eerbied op te brengen voor de rechtvaardigingsgronden die de Lidstaten aanhalen ter verschoning van een schending van het Europees recht.
Strijd tegen fraude, enz. als rechtvaardiging ?
Eén van deze door de Lidstaten ingeroepen rechtvaardigingsgronden betreft het tegengaan van ‘belastingontduiking, belastingontwijking en misbruiken’. Daaraan is het volgende deel van het boek specifiek gewijd. Op basis van een analyse van de relevante rechtspraak van het Hof wordt onderzocht wanneer en in welke mate een Lidstaat succesvol een nationale antimisbruikbepaling die het vrij verkeer binnen de EG belemmert, toch kan rechtvaardigen door de strijd tegen fraude, ontwijking en misbruik in te roepen. Volgens het Hof moet de bepaling dan specifiek tot doel hebben de strijd aan te binden tegen ‘volstrekt kunstmatige constructies bedoeld om belastingen te ontwijken’. De vraag is evenwel wat het Hof daarmee precies voor ogen heeft.
Dubbele belasting : wanneer verboden ?
In welke mate verbiedt het EG-recht internationale dubbele belasting van eenzelfde inkomen ? Dat is de hamvraag die wordt bestudeerd in de volgende bijdrage. Nagegaan wordt hoe het Hof aankijkt tegen internationale ‘juridische’ dubbele belasting (hetzelfde inkomen wordt in hoofde van dezelfde persoon door twee Staten belast), alsook tegen internationale ‘economische’ dubbele belasting (hetzelfde inkomen wordt in hoofde van twee verschillende personen belast, bv. dividenden die eerst worden belast in hoofde van de uitkerende vennootschap en nadien in hoofde van de aandeelhouder). Naargelang het om de ene dan wel om de andere vorm van dubbele belasting gaat, blijkt het Hof er een verschillende visie op na te houden.
Exit exitheffingen ?
Een vennootschap die haar zetel naar het buitenland verplaatst, wordt dikwijls geconfronteerd met een ‘exitheffing’ opgelegd door de Lidstaat van vertrek. Ook in België is dit het geval. Zijn dergelijke heffingen verenigbaar met het internationaal fiscaal recht ? Het antwoord op deze vraag wordt onderzocht in het licht van, onder meer, de dubbelbelastingverdragen, de rechtspraak van het Hof van Justitie over de vrijheid van vestiging, en de Europese Fusierichtlijn. Met telkens bijzondere aandacht voor de Belgische ‘exit’regeling, die niet vrij van kritiek blijkt te zijn.
Non-profitorganisaties en hun weldoeners
De voorlaatste bijdrage handelt specifiek over de invloed van de vrijheden op de fiscale behandeling van non-profitorganisaties en hun weldoeners. Eerst wordt onderzocht welke vrijheden dergelijke organisaties precies kunnen inroepen (ermee rekening houdend dat zij geen ‘economische activiteit’ uitoefenen). Vervolgens wordt bestudeerd welke belastingregelingen er precies in strijd kunnen komen met deze vrijheden. In eerste instantie wat de directe belastingen betreft. Zo wordt, onder meer, onderzocht of binnenlandse rechtspersonen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting anders worden behandeld dan buitenlandse rechtspersonen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners/rechtspersonen. Ook de regelingen inzake aftrekbaarheid van giften aan binnen- en buitenlandse non-profitorganisaties worden in het onderzoek betrokken.
In tweede instantie worden de regelingen inzake successie- en schenkingsrechten op hun ‘EU proof’-karakter onderzocht. Waar het dan voornamelijk gaat om verlaagde tarieven voor legaten en schenkingen aan non-profitorganisaties.
Vrije keuze van de minst belaste weg ?
Directe belastingen zijn in EU-verband voor het grootste gedeelte niet geharmoniseerd. Dit zou belastingplichtigen er bv. kunnen toe aanzetten van hun recht op vrij verkeer gebruik te maken en hun winstgevende activiteiten over te brengen naar Lidstaten met een fiscaalvriendelijker klimaat. Verhindert het element belastingplanning of -ontwijking hier de toegang tot de verdragsbepalingen inzake vrij verkeer ? En kunnen de Lidstaten in hun strijd tegen dergelijke en andere constructies een rechtvaardiging vinden om fundamentele verdragsvrijheden te belemmeren ?
Dat is het onderzoeksobject van de laatste bijdrage, waarin o.m. ook het onderscheid wordt gemaakt met belasting‘ontduiking’ en waarin het concept van de ‘volstrekt kunstmatige constructies’ opnieuw opduikt. Om finaal te eindigen met de vraag : bestaat er op Europees niveau zoiets als ‘de vrije keuze van de minst belaste weg’ ?
De inhoud
Het wezen en de ontwikkeling van het Europees fiscaal recht
Prof. Dr. Stefaan Van Crombrugge
Het evenwicht tussen belastingsoevereiniteit en interne markt
Charlotte Broekaert, Tim Eloot, Gilles Van Namen en Jeroen Vercruyce
Bestrijding van fraude, ontwijking en misbruik als rechtvaardigingsgrond voor belemmeringen van het vrij verkeer in de EG
Diemer Callens, Katrien Kegels, Giovanni Smet, Laure Vanhulle en Frederik Vanlaecke
Verzet het EG-recht zich tegen dubbele belasting ?
Tom Schepens, Karen Limbourg, Sammy Porte en Micha Van den Abeele
Exitheffingen bij vennootschappen
Stefanie Billiet, Tim Danneels, Sebastiaan Taelman, Lars Vanneste en Lise Vincke
De invloed van het Europees recht op de fiscale regeling van non-profitorganisaties
Kim Lagae, Nicolas Rosseeuw, Robbe Schelfaut, Christian Van Craeyvelt en Pieter Vanhove
Belastingplanning en belastingontwijking in de rechtspraak van het Hof van Justitie
Marieke Brees, Katrijn De Naeyer, Vincent Ducheyne en Delphine Vanassche